De Ware Geschiedenis Van Nederland

door: Piet van Liegbeest

 

 

veertiende eeuw

vijftiende eeuw

zestiende eeuw

zeventiende eeuw

achttiende eeuw

negentiende eeuw

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Veertiende eeuw

 = Edelen en ontevreden burgers komen in Holland/Zeeland steeds meer tegenover elkaar te staan. De Hoekse en Kabeljauwse twisten vinden hun ontstaan =

 

Dordrecht, 1343

 Op het marktplein lopen twee boeren in vodden achter kruiwagens, met wat huisraad er in.

- Valt het je op dat niemand hier dat eten opraapt zoals wij, horigen? Aan graten, soms met de kop er nog aan, lopen ze straal voorbij!

- Ook ruikt niemand hier naar mest maar gewoon naar zijn eigen poep.

- Vroeger had je dan met een geestelijke of edele te maken. Maar nu worden dus ook gewone mensen rijk.

- Mensen uit de stad, niet wij boeren. Daar zorgt onze landheer wel voor. Krijg nou de pest, daar staat hij!

- En wat doen jullie in de stad?

- Doordat de oogst is mislukt, onze hutjes lek en kroost doodziek, ook het laatste van ons hebben en houden verkopen, heer.

- Van de opbrengst van die armoe kom je morgen maar vast je cijns betalen!

- Maar, heer.

- Morgen, egoïsten. Want als er iemand is die het in deze tijden zwaar heeft ben ik dat wel.

De boeren vertrekken. Een andere man nadert de Hoekse edele, een kar trekkend.

- En de rest van uw boodschappen, heer. Gruit- en jopenbier, hesp, kwetsen, kardoen, warmoes, donderbaard. Helaas kon ik aan slechts acht kapoenen komen.

- Onverdraaglijk barre tijden. Vroeger waren er die problemen niet. Het volk had toen niets en wij edelen alles. Zij verdienden het geld, wij maakten het op. Dat ging eeuwen goed. Maar nu! De derde stand zorgt met hoge, dikke, verdomde stadsmuren voor zijn eigen veiligheid en welstand.

- Kan ik uw verdriet misschien verzachten door u deze servetten cadeau te doen? Iets nieuws uit Bougondië, om uw handen onder het eten aan af te doen?

- En niet meer aan het haar van de dichtstbijzijnde bediende en weer een oud gebruik naar God? Houd die rommel bij je.

 

 

Den Haag, 1390

Graaf Albrecht van Beijeren (80):

- Aleida, kom gezwind in de beddenbak. Iedere nacht kan mijn laatste zijn. Er groeit al meer haar uit mijn oren dan op mijn hoofd!

Aleida van Poelgeest (20):

- Voor het feest volgende week heb ik dus helemaal niets om aan te trekken, poekie.

- Is er in de drie buitenplaatsen die je van me kreeg om je garderobe in onder te brengen dan werkelijk niets te vinden, duifje?

- Niet wat nu de grote mode is. Italiaanse jurken met een bolle buik.

- Niet zeuren. Morgen krijg je van me zo’n ding. Want nu..

- Van Venetiaans brokaat met bijbehorend gouden haarnet, diamanten oorhangers en halssnoeren van smaragd.

- ..nu wil ik van bil!

(piepende beddenbak)

- Aaah!

- Jaaah.

- Aaah!

- Ik ben er niet helemaal bij, poekie.

- Aaah!

- Want wat denk jij dat iemand in Delft vandaag tegen mij riep?

- Aaah!

- "Hoekse hoer"

- Aaah!

- Albrecht!

- Die laat ik dan morgen nog oppakken om zijn excuses aan te bieden.

- Voor "Hoekse hoer".. Waar iedereen bij was.. Toen we elkaar net kenden en ze in Gouda "lekker ding" naar me riepen liet je daar de schepenen nog naakt door de straten slaan en de roeper aan zijn zak op het marktplein ophangen. Hou je nog wel van me?

- Waar dacht je zelf aan?

- Dat je van Delft de stadsmuren slecht en er alle mannelijke inwoners in een zak in de Schie laat werpen.

- Duifje dan weer blij?

- Rol!

- Jouw feestje morgen.

 

 

 



  

Vijftiende eeuw

 

= De gewesten Holland/Zeeland, Brabant, Utrecht en Gelre komen in Bourgondische handen =

 

Jacoba van Beieren, een kleindochter van Albrecht, zou de eerste vrouwelijke graaf van Holland/Zeeland worden.

Alleen niet voor lang.

 

Den Haag, 1431

Hertog Filips de Goede van Bourgondië:

- Jacoba! Dat je tijd kon vrijmaken voor mijn uitnodiging nu ik je erflanden ratste. Wat moet dat woekeren zijn geweest in je dagelijkse planning van de plantjes water geven en met je hoofd op tafel slaan.

Jacoba van Beijeren:

- Slang! Rat! Kabeljauw!!

- Sinds ik hier ben groeit anders de welvaart en hoeft het volk geen mest meer te eten maar kan het zich nu pulp veroorloven.

Waarom vroeg je me naar hier te komen?

- Omdat je tegen onze afspraken in het geheim bent getrouwd. En nog wel met Frank van Borsele, de Ketser van Kats. Uit voorzorg heb ik die nu opgesloten want ik wil niet dat uit jullie gebonk een erfgraafje op de wereld wordt gezet, waar ik buikpijn van krijg alsof ik een paar tootschoenen heb ingeslikt. Nee, Jacoba,  Nooit meer zul jij de parelgetopte dragen.

- Wee!

- Geen kroon meer op jouw hoofdje, mop, want vanaf nu ben je ook in naam gravin van Holland en Zeeland af. Maar van Borsele laat ik vrij en vooruit, je krijgt er het rijke Tholen bij.

- Joechei! Eindelijk kan ik dan mijn dagen gaan vullen met slempen en vozen en me afvragen over welke balk ik mijn geld die dag eens ga gooien.

- Dan maak ik van de Lage Landen een welvarende eenheid met vrije handel, open grenzen en een eigen parlement.

- En dus met..?

- En dus met het belangrijkste, een volle schatkist die ik aldoor leeg kan feesten!

 

 

= De Lage Landen komen in Habsburgse handen =

 

Filip's zoon Karel was gek en zou eenmaal op de troon als Karel De Stoute niet rusten eer hij het zorgzaam opgebouwde rijk van papa had veranderd in een straatarm, door honger, ziekte en plunderende ploerten geplaagd gebied.

Na zijn dood was zijn enig kind Maria radeloos en hoogst blijde toen de Habsburgse keizer Maximiliaan haar ten huwelijk vroeg.

Wat ze niet wist was dat die zelf aan de grond zat en in hun gezin iedere duit naar zijn oorlogen zou gaan.

 

 Antwerpen, 1496

Graaf Philips de Schone:

- Vati, U in de Lage Landen? Mijn leenhuldes hebben u niet bereikt?

De Habsburgse keizer Maximiliaan:

- Geen enkele klacht, Hündchen. Top zo je voor jouw leeftijd je gebieden al uitbuit. Dankzij jou kan ik weer nieuwe oorlogen beginnen. Ik kom niet voor geld.

- Maak dat de Katze toch wijs, Vati. Heel uw leven komt u al geld tekort en is uw schatkist zo leeg als Karel de Kale's kammenbakje. Er was ook nooit zakgeld. Andere jongens kregen van hun ouders een paard op hun zestiende. Ik kon het huis uit om de Nederlanden te gaan tillen.

- Ho ho. Hoe krap bij kas je ouders ook zaten, met Kerst zorgden we altijd dat je wat had om mee te spelen.

- Ik herinner me de keer dat er twee gaten in mijn broek waren geknipt. Maar vanwaar uw komst? Is er eindelijk vrede met Frankrijk?

- Ik ga het vuurtje onder die pan met puiten juist opporren, mijn zoon. Met de Spaanse koning heb ik afgesproken dat jij met zijn dochter gaat trouwen. Ze is onderweg hierheen. Je krijgt naast de Nederlanden ook Spanje onder je hoede.

- U hebt Johanna van Aragon voor me weten te strikken? Het topkippetje uit de ren van royal Europe?

- Van wie je in Duitsland al illegale prenten onder je bed had en het vertrek er onder dansende kroonluchters.

 

 

 

Zestiende eeuw

 

En zo geschiede het dat Philips en Johanna hun zoon Karel kregen, die het als Karel de Vijfde tot keizer van het Roomse Rijk zou schoppen. Desondanks verkeerde het meeste volk in de Nederlanden in armoe en leed het zeer onder rondtrekkende schurkenbendes.

---------

Een schamele hut vol kieren. Een grauw gekleed Nederlands gezin zit op de grond.

- Moeder, ik heb honger!

- Doe als je moeder, kind, en zoek een dikke spin. Al valt dat niet mee sinds opoe dood is en er een stuk minder vliegen zijn.

De deur slaat open. De wind heeft vrij spel.

- Vader! Vader is teruggekeerd!

- Vrouw en kroost! Maanden heb ik op zoek naar werk achter mijn kruiwagen door het gewest gelopen. Geleefd heb ik van wat er maar aan het wiel bleef hangen. Maar heb dit, dit, uiteindelijk dit voor jullie verdiend!

- Een brood! Na maanden weer een half brood!

Luid gelach van buiten. De vader wordt neergestoken.

- Wee, nee! Maarten van Rossum, de akelige Gelderse veldheer met zijn boevenbende op rooftocht.

- Doe ons niets aan, ijselijke!

- Jullie bezit! Geef op, moedertje!

- Maar weerzinwekkende, we hebben niets.

- De laatste, die loog tegen mij hangt aan een kerkermuur en is inmiddels vijf meter.!

- Al wat we hebben zijn onze lichamen. En als u die wilt nemen, vergeet dan de retestrakke lijven van mijn dochters, maar ga voor dat van de rijpe vrouw (doet haar kleed open).

- Pak de kruik jajem die ze achter haar rug verborgen hield, voor ik blind werd, mannen. En opschieten. We hebben nog een kerk te plunderen en een pastoor te garen. Bind die meiden maar achter de paarden, die worden verkocht als lichtekooi.

- En de vrouw?

- Vertrap haar moestuintje en steek de hut in brand.

- Zo ken ik de baas niet. Hij zal toch niet mild worden?

 

 

Keizer Karel was zelden in de Nederlanden.

Zijn leven lang zou hij oorlogen voeren binnen, aan en buiten de grenzen van zijn rijk.

Zo kon hij in een zelfde week wel zeven dagen aan het ene front liggen, acht dagen aan een ander, en negen dagen in bed met hoofdpijn.

--------

Klop klop.

- Heer keizer! Dringend nieuws!

- (Karel V van onder de lakens in zijn hemelbed) Turken? Moren? Mijn vrouw?

- Sire, ik moet u storen. Problemen met de financiering. U bungelt nu boven een zo diep financieel ravijn, dat, mocht u er in vallen, u onderweg nog blij zult zijn een lunchpakketje te hebben meegenomen.

- Heeft ook de laatste Antwerpse bankier bij wie ik schulden had zich van kant gemaakt?

- Na een leven van aanzien en welstand wende ook hij niet aan slapen op een net aan de haven en zijn lichaam te verkopen aan de eerste de beste matroos.

- Welke domkop leent mij dan ook geld. Maar de nobels en dukaten van mijn bedes aan Gent zullen weldra binnen rollen.

- Gent weigert u nog verder te betalen, Sire.

- Doe wat we in zo’n geval altijd doen.

- De halve stad platbranden en paardenhoofden in de bedden van het stadsbestuur leggen.

- Maar voor zo’n routineklus stoor je je oude keizer, die met zorgen, jicht en een jong ding in bed ligt niet.

- Ik heb inderdaad ook goed nieuws, Sire!

- Zijn mijn gebeden eindelijk verhoord en de vorsten van Saksen en Hessen behandeld door een arts zonder goede kennis van bloedzuigers en de stand van de planeten?

- Maarten van Rossum is opgepakt, Sire! Eindelijk zijn zijn jarenlange rooftochten en wandaden in de diep armoedige, noordelijke Nederlandse gewesten voorbij.

- Daar heb ik lang op gewacht. Waar is die schoft nu?

- In de diepste, donkerste kerker.

- Haal hem er onmiddelijk uit.

- Om hem te radbraken? Te hangen? Onder de drup?

- Nee.

- Koken? Grillen? Stoven? Roken?

- Niets van dat al, bladluis. Een beter Hoofd Belastingen voor de Nederlanden vind ik immers nergens!

 

Toen keizer Karel nergens meer aan geld kon komen, schonk hij Spanje en de Nederlanden aan zijn zoon Philips.

Die, vanaf de dag dat hij een blik in de bijbehorende schatkisten had geworpen, zijn verdere leven alleen nog zwart zou dragen.

 

----------

Hof van Philips II, Madrid, 1568

(martelgeluiden klinken op de achtergrond)

Bode:

- En met ook die mislukking, Sire, eindigt jaarverslag 1567 uit de Nederlanden.

Koning Philips II:

- Mooie boel! Straks vieren ze daar iets traditioneel als een verjaardag ook niet meer.

- O toch, Sire.

- Dat is me dan een meevaller.

- Maar niet meer op een heiligendag.

- Niet meer op de dag van de sint naar wie ze zijn vernoemd? Wanneer dan in Godsnaam?

- Ze vieren er hun verjaardag op de dag dat ze zelf jarig zijn.

- Ketters! Op de brandstapel er mee! Alva! Hertog van Alva!

(het geschreeuw op de achtergrond verstomt, een in zwart geklede man met roodgloeiende pook komt het vertrek binnen).

Hertog van Alva:

- Uwe majesteit. Is uw zoon niet naar believen omgebracht? De van u zwangere abdis niet naar behoren ingemetseld?

- Geen klachten, waarde generaal, vriend en opper-smeerlap. Mijn enige wens - op de bediende na vierendelen, die deze wijn twee graden te warm inschonk - is dat ge morgen vertrekt met zestienduizend soldaten naar de Nederlanden.

- Dat komt op een wel zeer ongelegen moment, Sire. De Spaanse Laars is immers vandaag opgeleverd en, hoewel de eerste geluiden uit de martelkamer hoopgevend zijn, willen mijn beulen het instrument eerst door en door testen op een groep Moren voor de Raad van Beroerten hem kan opnemen in haar foltergamma.

- Vertrek, Alva.

- Naar het land van herwaarts over? Naar de Hollandse mieten?

- Nooit inderdaad, o jichtige en vroegoude hertog, zullen mannen daar de trots en troost kennen van een eeltlaag op hun kont zoals wij, Spanjaarden, voor wie het paardenzadel het nut heeft fan, fan...een tandenborstel!

- Ware woorden, o al net zo kromlopende, sterk uit uw mond ruikende hoogheid met nog maar drie tanden in uw mond. Vernomen heeft u dat er daar zelfs mannen zijn die eten met een vork?

- Al zo ver is de verloedering er dus! Ga, Alva. Draai er iedereen, die geen heiligenspeldjes op zijn kaproen draagt, aan een wurgpaal en maak van de drie stadhouders koude schotels. Mijn halfzus Margaretha, landvoogdes van de Nederlanden en softie, zal uit zichzelf wel opstappen. Zo niet..

- Levend begraven en een beul van honderdvijftig kilo er op laten dansen.

- O, en alle edelen er..

- Braden in de koperen stier.

- Wreder.

- Een hete, omgekeerde pan met ratten er in op hun buik binden?

- Verwerpelijker.

- U bedoelt dat edelen er net als iedereen belasting moeten gaan betalen?!

- Beestachtig of wat?

- Dat wordt oorlog, Sire. Want een van de stadhouders daar is een Oranje en Oranjes gaan nu eenmaal nooit belasting betalen.

 

 

= 1568-1648. Een deel van de Nederlanden vecht zich vrij en vormt de Republiek van de Zeven Verenigde Provinciën =

 

Hertog Alva kreeg dan wel Egmont en Hoorne te pakken. Maar niet de derde stadhouder.

 

Stadhouder Willem van Oranje:

- Watergeuzen, vaderland getrouwen, wenst u mij te volgen in de strijd?

- Zegt ie?

- De tirannie verdrijven. Oorlog, arme schapen. Vrij onverveerd heb ik u niet verschoond.

- Schapen verschonen? Wie is die lijp?

- Dat is Willem van Oranje. Door hem kennen we overal plunderen en verkrachten door vanwege ons geloof zegt ie.

- Wereldgozer.

 

En niet lang daarna vluchtten durf en duiten van Antwerpen naar Amsterdam.

Koning Philips II reageerde vanuit Madrid:

- Caramba! Die Willem van Oranje is de Noordelijke Nederlanden op me aan het veroveren. Bouw een armada! Hem spijker ik eigenhandig aan zijn oren op een zinkend scheepsdek na zijn protestante buidel met het rijke Amsterdam erin om mijn katholieke buik te hebben gebonden.

Hollandse kooplieden hielpen hun vijand wel aan de middelen voor zo'n vloot. Tot op zekere hoogte.

- Rest van de scheepies dan ook maar zo doen, Majesto Philipo? Qué? Bancarotta? Weertje dan verder met niet te veel wind en zo.

 

 

Zeventiende eeuw

 

Omdat de armade verging en Spanje ook nog eens oorlog met Frankrijk kreeg had het op een dag geen uña meer om aan zijn trasero te krabben en wilde het een bestand. Als antwoord veroverde de Republiek niet de rest van de Nederlandse gewesten maar ging akkoord.

Nooit zou het tussen de noordelijke en de zuidelijke gewesten nog goed komen.

Nooit ook meer tussen Maurits en Johan van Oldenbarnevelt.

 

Huize Kneuterdijk 22, den Haag, 1618

Landsadvocaat van Oldenbarnevelt is ijverig aan het werk tussen stapels documenten:

- En ook door deze VOC-reis ben ik weer een stukje onwelriekender rijk geworden. Ik, Olliebollie, toekomstig eindbaas van Olliebollieland voorheen Holland. Ja, binnen.

Legeraanvoerder prins Maurits, zoon van Willem van Oranje, komt binnen:

- Snel! Een halve stuiver. Nu!

Van Oldenbarnevelt :

- Nhaaaaaaargh! (stort blauw neer).

- Haha! Altijd weer leuk! Geld aan jou vragen. Maar het is je eigen schuld. Ik verveel me dood nu ik Spinola niet meer aan zijn sik kan trekken. Wie sluit er dan ook een bestand af van twaalf jaar! Dat wordt straks weer een hele dobber, oude vriend.

- Uw dure leger is nooit meer nodig, hoogheid.

- Niet?

- Niet nuttiger dan de w in erwt of parfum op een varken. In de tijd dat u druk doende was een volgend dozijn bastaarden te verwekken zette ik overal huurlingen in de steden. Waardoor ik nu mijn eigen leger heb! Een dat naar Olliebollie luistert!

- Vergeet dat maar allemaal want val binnen, mannen!

(gewapend volk valt binnen)

- Maar dat is mijn gespuis! Mijn vullus dat moet schieten op volk dat niet netjes oppast en klaagt over te weinig eten. Hoe kreeg u dat falderappes zo snel aan uw kant?

- Met soldij, oude vrek. Van jou zagen ze nooit een schelling.

- Ik en betalen, jaha.

- Vier je nog altijd je verjaardag in je eentje door rond de tafel te lopen tot je dronken bent?

- En niet anders. Maar, ik weet wanneer ik verloren heb, Mau. Sluit me dus maar op op Slot Loevestein, waar ik op mijn oude dag nog die boeken kan gaan lezen waar ik door alle drukte nooit aan toe kwam. Bredero,Hooft,Vondel, Cats.

- Kijk, kijk.

- "Ontsnappen voor Dummies" van Hugo de Groot.

- Voor jou herberg Het Zwiepende Zwaard, vriend!

 

 

Stadhouderlijk Kwartier, Den Haag, 1625

(Een zieke stadhouder Maurits ligt op een legerbrits, broer Frederik Hendrik komt binnen)

Frederik Hendrik:

- Ik miste je aan de trog en in de sloot vanmorgen.

Maurits:

- Ik ga dood.

- Dat hoor ik iedere morgen van je, Ridder Grootkruis in de Orde van de Jeneverstruik. Jij gaat niet dood.

- Ik heb geslapen met Nel Berenmuts.

- Wie niet.

- Zonder schapendarm.

- Dan ga je dood.

- Naar de Almachtige, die de zeven zeeen en het bier schiep, ga ik. Waar, naar ik vrees, Oldenbarnevelt Petrus er inmiddels uit heeft gewerkt en hij het nu is die aan de hemelpoort zit en me gaat veroordelen tot een plaatsje in Satan's hapjespan!

- Maurits, oude broer en makker, die me zoveel leerde en gaf. Op mijn zesde mijn eerste kanon. Op mijn zevende Snollen en Knollen, een leerzaam prentenboek.

- En wat leerde je snel. Op je achtste al had je je eerste bastaard!

- Ga niet met groot verlof, bokkenlul.

- Helaas, pik, maar voor ik uit de voeding wordt geschrapt vraag ik je om te gaan trouwen om de Oranje-dynastie veilig te stellen.

- Gast. Trouwen. Geen paarden meer aan tafel en bierglijbanen door de Ridderzaal. Kaat Kut niet meer in het Torentje.

- Beloof me een potige bruid te vinden om te gaan fokken zo vader Willem het bedoeld heeft.

- Driewerf nee, Maurits! Nooit zal ik trouwen. Als gevierde en knappe vrijgezelle rampetamper heb ik nu immers de hemel op aarde.

- Zodat ik je niet hoef te onterven..?

 

 

Binnenhof, Den Haag, vijf minuten later

Frederik Hendrik :

- Psst, hofdame van Solms.

Amalia van Solms :

- Pfah!

- Pronte Pruisische van het hof van de Winterkoningin. Voor mij is er maar een op de wereld. U!

- Dat zegt u tegen alles met een rok aan en een bos hout voor de deur.

- Van boerenmeisjes tot dames aan het hof die klaar kunnen komen in zes talen. Maar alleen u doet of ik lucht ben.

- Ik bums alleen met prinsen die soeverein zijn. Tien paleizen met belachelijk grote tuinen wil ik immers later. Waar ik dure feesten kan geven en onbetaalbare juwelen dragen om er maar op te kunnen scheppen met... mijn mandje tulpenbollen!

- Toe maar!

- Praten met een soldaat, die naar kots ruikt en Quatsch leest, is dus zonde van mijn tijd. Tschüss.

- Na “Word samen oud met dun kachelhout” heb ik het met Vadertje Cats anders ook wel gehad.

- "Hij is niet arm die weinig heeft, maar die met veel begeren leeft”. Tonnerwetter nog an toe.

- Amalia, ik denk dat wij het samen best zouden kunnen rooien. Luister.

 

Jachtslot Honselersdijk, 1628

 Amalia van Solms :

- Nu je ook de modules Stedendwinger 1 en 2 hebt gehaald, ligt de wereld aan onze voeten, Frederik Hendrik.

Stadhouder Frederik Hendrik :

- De Oranje-dynastie is veilig. In twee jaar tijd schonk je me zeven kinderen!

- Mij kun je om een boodschap sturen, en met de architecten ben ik er ook uit. Hier zijn de tekeningen voor Huis ter Nieburg, Huis ten Bosch en Kasteel van Buuren.

- En dat?

- Dat is de verbouwing van Paleis Noordeinde. Meer voor later. Want met dat inkomen van jou kan ik nu al nauwelijks de eindjes aan elkaar knopen. Wat vind je trouwens van dit nieuwe diadeem? Of van deze? En wat dacht je van deze? Krijg ik mijn oude werkgeefster, dat kreng van een Winterkoningin, wel groen mee, dacht ik zo.

- Zo zeker als een en een twee is.

- Dat zegt me niks.

- Dat is waar ook, je hebt nooit rekenen geleerd. Maar geef je langzamerhand niet te veel uit, lieve?

- Dankzij mij ben je miljonair.

- Voor ik je kende multimiljonair. Dus kom, ik ga maar weer eens op veldtocht en wat duiten verdienen. Is mijn ijzeren broek gestreken?

 

 

 

= De Republiek na de Gouden Eeuw =

 

De jonge Willem II volgde vader Frederik Hendrik op en wilde met behulp van Frankrijk alsnog de Zuidelijke Nederlanden bij de Noordelijke gaan voegen.

Snot op dit kindermenu wierp echter de Vrede van Munster. Spanje en de Republiek waren oorlog voeren immers zat als landen, dat na tachtig jaar gewoonlijk zijn.

Na dan maar Mary Stuart, de Engelse koningsdochter, te hebben uitgebreid met Willem III, stierf Willem II.

In de tijd dat Willem III opgroeide, oefenden de anti-orangistische koopman-regenten de macht voor hem uit in de Republiek, waarbij ze hun eigen handel vooruit hielpen maar de landverdediging naar God.

 

Gevangenpoort Den Haag, rampjaar 1672

Cornelis de Witt:

- Wat een heerlijk witlofschoteltje bracht je voor me mee, broer Johan. Gek probeerden ze me hier in de gevangenis te maken met abrikozen, wortelen, kaki's en pompoen. Alleen voedsel in de kleur van het O-woord en sinaasappelsap werd me voorgezet, wat ik weigerde! Maar levend op mijn urine en motten zweeg ik op de pijnbank.

Johan de Witt:

- Trots ben ik op je, broer Cornelis. Je vrijheid heb je terug, overtuigd als je de vierschaar hebt van je onschuld op het beramen van een moord op de prins. Je koets staat voor. Maar wat hoor ik?

- Gepeupel. Rond deze tijd werp ik altijd wat eten door de tralies. Vandaag is het alleen wel erg luid.

- Het zal eens geen enorme honger hebben. Verzin eens wat nieuws, grauw!

- Hier, broer Johan, geef ze dit mandarijntje maar. Maar wat doe jij nu?

- Afpellen en opeten. Ik ben er namelijk zelf dol op.

- Op fruit in de kleur van het O-woord?

- Heel mijn hele leven al kan ik niet van mandarijntjes afblijven. Alleen jij en mijn vrouw weten het nu.

- Schande! Een de Witt die appeltjes van O. eet! O valsaard, gij!

Volksman 1, stormt de cel binnen:

- Daar zijn beide gebroeders de Witt! De prinsenmoordsmeder en de koopmansdiender!

Johan de Witt:

- Hohoho, schorriemorrie. Als de wiedeweerga terug naar je krot, ja.

Volksvrouw 1:

- Een krot! Die denkt dat het geld ons op de rug groeit.

Volksman 1:

- Verrader, die je bent! Door een slecht onderhouden leger eten de soldaten van Lodewijk de Veertiende onze dikste kraaien op. En of dat nog niet erg genoeg is, willen de binnengevallen Engelsen dat ik nog maar tot elf uur kan zuipen!

Johan de Witt:

- Jij?

Volksman 2:

- Ik heb dus geen werk, meneer de drukke koopmansdiender.

Volksman 2,5:

- En ik, hallo hier, ben dus te klein, meneer de lange koopmansdiender.

Volksvrouw 1:

- En ik dus te dik, meneer de slanke koopmansdiender.

Volksman 3:

- En ik, meneer de slimme dinges, dus te.. hè..!

Johan de Witt:

- Te dom?

Volksman 3:

- Dus te dom, ja.

Volksman 1:

- Maar en dat is dus allemaal zijn schuld! Snij zijn buik open en trek zijn ingewanden naar buiten. En met jou gaat hetzelfde gebeuren, schavuit!

Cornelis de Witt:

- Alles best, als je me maar niet naast die vuile verrader hangt!

 

 

Toen, na een lang stadhouderloos tijdperk, werd prins Willem tot stadhouder Willem III uitgeroepen.

Zelf vechtend in de voorste linies, dreef hij de Fransen terug.

En admiraal Michiel de Ruijter op zee de Engelsen.

Willem III schopte het zelfs nog tot koning van Engeland maar zou niet meer zorgen voor nieuwe loten in de Oranjeboom.

 

 



  

Achttiende eeuw

  

Na de Gouden Eeuw wilde het in de Republiek niet meer zo vlotten en zouden rampen het land teisteren terwijl de regenten niet meer deden dan hun pruiken poederen en de belastingen verhogen. Kiesrecht zou helaas nog lang op zich laten wachten en betekende vooralsnog niet meer dan dat de regenten konden kiezen tussen rijk of stinkend rijk worden.

Uiteindelijk wordt de luide roep van het volk beantwoord en wordt prins Willem IV van het geslacht van Nassau-Dietz de nieuwe hoop en stadhouder van het land.

 

Huis ten Bosch, 1747

Kamenier:

- Goedemorgen, hoogheid. Heeft de griep u nog bij de prinselijke taas?

Willem IV, vanuit zijn hemelbed:

- Boeoeh! Kamerheer! Koekepeer! (laken over zijn hoofd) Ik ben een spooook!

- Ach, u ijlt nog volop.

- (laken van zijn hoofd) Kiekeboe!

- Maar nee, u bent weer helemaal de oude. U gedraagt zich weer als de zakkenwasser die u bent, hoogheid! U kunt de heer Bentinck eindelijk ontvangen?

- Wie?

- Bentinck, het bekende Statenlid.

- Bentinck.. Bentinck..

- Dat ook nog geld van u krijgt.

- Nooit van gehoord!

Bentinck komt binnen:

- Hoewel u van staatszaken evenveel begrijpt als een Barbarijse kaper van compassie moet ik u storen, hoogheid.

- Al na een dag stadhouderschap was inderdaad mijn haar wit en poep zwart.

- Dringende buitenlandse zaken. Een brief van de koning van Frankrijk. Hij verklaart u de oorlog. Bergen op Zoom is ingenomen.

- En daar had ik nog wel de briljante generaal Zwakstroom gelegerd.

- De inmiddels honderdjarige Zwakstroom die niet wilde dat er tijdens zijn middagslaapjes terug werd geschoten.

- Zwakstroom komt vast alsnog met een oplossing.

- Als u zijn suggestie bedoelt dat Fransen maar aan een ding denken en ze de stad zijn uit te lokken door onze kanonnen rokjes aan te doen?!

- Dat bedoel ik nou. Zwakstroom zonder geniaal plan zou zeldzaam zijn als een Fransman zonder platjes. Opgelost. Kamenier, mijn agenda voor vandaag.

- Voornamelijk uw gewone werk, hoogheid. Uw wijnkelder leegdrinken en dienstmeisjes zwanger maken.

- Verder nog iets?

- De pas door u aan de kant gezette burgemeesters komen vandaag langs voor hun herbenoemingen.

- Mooi. Alle regenten die ik eerder ontsloeg hebben hun baantjes dan weer netjes terug.

Bentinck:

- Zodat toch niet..

- Alles weer wordt zo het was. Terug de oude regenten en weg mijn hoofdpijn.

- Die hun kinderen van drie aanstelden als postmeester en hun konijn als stadsvroedvrouw.

- Een voor een en allemaal. Pieter Calkoen benoemde alleen laatst zijn hond tot schout.

- Zucht.

- Maar daar stak ik toch een stokje voor. De vroedschap ging klagen over vlooien. En nu, Slavinck, naar buiten jij. Ik moet dringend mijn raadgever de Dikke Hertog spreken over een kwestie die niet meer kan wachten.

- Over hulp naar de veepestboeren en naar de slachtoffers van de watersnood in het barre, winters rivierengebied?

- Over iets urgents sinds mijn raadgever, de Dikke Hertog, hier is komen inwonen. De bouw van een tweede wijnkelder!

 

Het Loo, 1781

Stadhouder Willem V, zoon van Willem IV:

- Er gaat toch maar niets boven een stevig ontbijt van oude port en puike champagne. De hoofdpijn van het bocht dat Schimmelpenninck gisteren weer schonk is bij mij gelukkig voorbij.

De Dikke Hertog:

- Bij mij ook, hoogheid. Altijd weer gelazer met die burgermansflesjes van onder de honderd gulden. Moeten we toch eens wat van zeggen.

- Heeft geen zin! Onderstand als hij luistert alleen naar kartetsvuur uit een peloton Rijders. En zo erg is het nu ook niet om ‘s morgens al aan de Heidsieck te zitten.

- Zum wohl.

- Proostemans.

- Het drinken gaat u verbazingwekkend goed af, hoogheid. Op uw leeftijd had ik ook al geurbollen in mijn Hose en steeds kots op mijn schoenen, maar een kleurenrijkdom als van uw neus zou ik pas op hoge leeftijd mogen verwerven. Skol!

- De zwaarte van mijn functie brengt met zich mee dat ik veel drink.

- Maandelijks jagen. Wekelijks uw garde inspecteren. Dagelijks uit bed komen.

- Maar dat vergeten de mensen.

- Gelukkig niet iedereen, hoogheid. Het Engelse volk is dol op u. De Engelsen kapen uw handelsschepen, pakken uw kolonies af, verbieden iedere handel met Frankrijk en Amerika. En u, u neemt niet meer maatregelen dan er namen stonden in het balboekje van Anna Zonder Benen. Bij de Engelsen kunt u werkelijk niet meer stuk. A la bon votre (schenkt nogmaals in)!

- Prachtvolk. Een vloot als geen ander. Zeker weet ik dat mocht de Franse Kikker hier ooit binnen springen het ons met alle middelen steunt. Salud!

Een bode komt binnen.

- Hoogheid. Ik moet dringend storen. Slecht nieuws. Wat er nog over was van Neerlands onoverwinnelijke vloot, de Molm en de Houtworm, zijn hedennacht eveneens naar de bodem van de Noordzee geschoten.

- Burp.

- Daarmee is de nationale marine naar de makrelen en het land in een zelfde staat als uw lever.

- Zo erg?

- Haast zo erg als uw relatie met uw vrouw.

- Afgrijselijk. Ware het niet dat nu iedereen gaat zien dat mijn politiek de enige juiste was. Vanaf nu zullen de Engelsen ons komen helpen. Cheers!

- Het waren de Engelsen die schoten, hoogheid.

 

Gedurende een strenge winter verliet de prins zijn land voorgoed toen het nieuws hem bereikte dat Franse soldaten de bevroren Waal waren over getrokken. En zijn onderdanen hen niet tegemoet waren gelopen met bijlen en stokken maar met pannetjes boerenkool en de handen van hun dochters.



  

Negentiende eeuw

 

= De Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden vormen samen één koninkrijk =

 

Na de val van keizer Napoleon Bonaparte stapte vanuit Engeland de zoon van Willem V in Scheveningen aan land.

Om er in 1815 koning te worden van de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden.

 

Brussel, 1830

Koning Willem 1:

- Kijk wat ik heb bereikt in vijftien jaar, van Maanen. Kanalenkoning, koning-koopman, weldoener van nut, nijverheid en van hofdames die op mijn gezicht willen zitten. Toch ben ik in het Zuiden niet geziener dan pleurisweer bij een badkoetsverhuurder.

Minister van Maanen:

- U zou er uw beleid kunnen veranderen, majesteit. Eerder genomen beslissingen herzien. Meer naar het volk luisteren. Kritische journalisten niet langer te tuchtigen met een nekschot.

- Moeten ze maar niet schrijven dat ook de Franspratende ambtenaar loon moet krijgen!

- Kom uw volk onder Beuzel,Neuzel,Treuzel, Peuzel en Reuzel toch tegemoet, majesteit. Het zit de inwoner daar bepaald niet lekker dat juist hij moet opdraaien voor de schuldenlast van het Noorden.

- Akkoord dan, de Zuiderling gaat even veel belasting betalen als de Noorderling.

- Bravo! U zult zien hoe dat gaat worden gewaardeerd. Dan maar een jaar niet de wisselbeker op uw schoorsteen van de Groostt Graaiende Grootgraaier van Europa-competitie.

- Toch. In ruil wil ik dat alle kloosters in het Zuiden worden gesloten om er brouwerijen van te maken van Oranjestoom.

- Huh?

- Een Hollands hassiebassie waarvan ik de aandelen bezit.

- U wilt de Belg zijn bolleke trappist afnemen? Wat wijn is voor een Fransman, worst voor een Duitser en een zeventienjarige voor een Italiaan?!

 

Maar zo ver zou het niet komen want het Zuiden wipte Willem op tijd, waardoor Belgenland het land bleef van de heerlijkste bieren en het koninkrijk uiteen kon vallen in België, Luxemburg en Nederland.

Een ontwikkeling waar niemand behalve de koning een traan om zou laten.

Als handelslanden samenwerken kon altijd nog.

In een Benelux, een EEG.

Om daarna het roer uit handen te geven en het nog zwaar te krijgen.

H-EU-L zwaar.

 

 

 

- E I N D E –

 

 

Auteur: peterp@xs4all.nl

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

href="http://www.onestat.com/aspx/login.aspx?sid=606615"

 

 

 

- Omdat je ligt te rotzooien met mijn stadhouder, de Rijkaard van Ritthem.

- En wat dacht je, Bourgondië? Van dat Voorne en Goes dat ik in haar tietspleet stopte kan die Jacoba wel rond komen? Nou, mooi niet! Want naast verrukkelijk en gek op rampetampen,ben ik een opmaakster van het zuiverste opmaakwater. En gelukkig was daar Frankie van Borsele, knap, schatrijk en eveneens dol op rollebollen. Als een blok vielen we voor elkaar. Hij is alleen wel al een paar dagen zoek.

-----------------------

- Wat houd je daar onder je arm, Deurklinck?

- Ik heb in de geest van de Verlichting een aantal voorstellen uitgewerkt. Belasting betalen naar inkomen. Inkomen naar inspanning. Kiesrecht.

- Kiesrecht? Maar dat is er al jaren, ei van een man. Elke regent kan immers kiezen tussen rijk en stinkend rijk worden. Ach, laat die bundel zwans en rimram maar hier.

- Wilt u er zuinig op zijn? Het is een manuscript, er bestaat nog geen kopie van.

- Ik ga er vast warm van worden. Kamenier, berg het op een veilige plaats, (zachtjes) bij het andere haardpapier. En jij naar buiten, Slavinck. Ik moet dringend de Dikke Hertog spreken.

 

- Ik knap als de knapste knapperd en Johanna lekker als het lekkerste lekkere ding. Dat worden prachtige kleinkinderen, Vati!

· 

Als Habsburger weet je dat toch maar nooit, jongen. Zo won in 1452, 1453 en 1454 je tante Huphilde moeiteloos de Stooth van het Jaer-verkiezingen maar zouden al haar dochters rughaar krijgen en een baard als een schnauzer.

· 

Mechelen, 1514

· 

Karel, zoon van Philips de Schone en Johanna van Aragon, wordt voorbereid op zijn toekomst als heer van de Nederlanden en koning van Spanje.

· 

Karel (14):

· 

- Wat met mensen die een kerkhervormer als Luther volgen, pater?

· 

Pater Adriaan:

· 

- Op de brandstapel er mee. Geen aflaten meer willen kopen..waarvan moet ik dan naar de hoeren?

· 

- Denken de vorsten in Europa er ook zo over?

· 

- Protestanten voeren sinds de uitvinding van de boekdrukkunst gemene smaadcampagnes. De meeste hoven geloven daardoor nu dat paus Leo de Ontuchtige een vierling verwekte bij zijn eigen dochter! Laster natuurlijk.

· 

- Want het was een drieling. Maar ik ga Zijne Heiligheid helpen. Ik ga later keizer worden van het Heilig Roomse Rijk.

· 

- Jij? Ik weet niet meer wat ik eerst dacht toen je hier het klooster binnen stapte.

· 

- Een dorstige pupil, die u graag ging laven aan de bronnen van kennis?

· 

- Of er "eerst sok, dan schoen” in je hand zou staan, of dat je ouders soms broer en zus waren. Maar ik ken je inmiddels en weet dat je minder stom bent dan je er uit ziet.

· 

- U bent de enige mens die me complimentjes geeft. Ik beloof u, zodra ik keizer ben maak ik u paus.

·